Misschien in een vlaagje van “jeugdige overmoed” heb ik mij kandidaat gesteld voor een trektocht te paard met bivak, die ons van het Franse Porta langs de Haute Route Pyrénéenne (HRP) en voor een deel de GR10 naar Luchon zal brengen. 13 dagen te paard doorheen het hooggebergte van de Franse en Spaanse Pyreneëen en 1 rustdag.
Ik arriveer op tijd in Saurat voor de ultieme voorbereidingen. Zadels, zadeldekens, zadeltassen, kopstukken, hoefijzers, draagzadels en grote tassen voor de 3 pakpaarden. Proviand voor ruiter en paard voor verschillende dagen, kookmateriaal, tenten, piketten en draad voor het park, de lijst en de hoeveelheid mee te sleuren spullen lijken wel eindeloos. Persoonlijke bagage en slaapzak wordt in worstvormige zakken gepropt om achter het zadel gebonden te worden. In de zadeltassen kan je ook nog wat kwijt samen met een extra set hoefijzers en poetsgerief voor je paard, veldfles met water en met wat er op het menu staat als picknick.
Rond 17:00 worden de paarden in de camion geladen voor transport naar Porta, het beginpunt van onze tocht.
Met onze gids, Dominique, zijn we met 8 ruiters plus 3 pakpaarden en 1 reservepaard zeg maar voor het geval er eentje platte band moest hebben.
We overnachten in een hotelletje in Porta terwijl de paarden voor het eerst, en niet voor het laatst de volgende 14 dagen, de nacht doorbrengen in een voor hen gemaakt, omheind, park.
De zon is van de partij om ons goede reis te wensen. Paarden worden opgetuigd, pakpaarden zwaar beladen met al het materiaal en proviand, en we
zijn klaar rond 10:30 voor het grote vertrek. De 3 pakpaarden en het reservepaard worden aan de longe mee genomen. Klinkt eenvoudiger dan het is, want zo’n paard heeft zo z’n eigen idee over hoe snel of hoe traag hij zal gaan, waar er smakelijk groen staat, waar hij eventjes plots stil zal staan om te schijten of om eventjes te
drinken aan een beekje terwijl je eigen paard lekker doorstapt. Dat gebeurt allemaal achter je rug en als je niet bij de pinken bent wordt je arm uit je lijf gerukt of wordt je binnen de kortste keren van je paard getrokken, zoals een onfortuinlijke deelnemer al snel tot zijn schade ondervindt.
De weg stijgt bijna onmiddellijk, en als we kort na de middag stoppen voor de
picknick zitten we al op een hoogte van 2100m en we zijn dan al via de Portella Blanca in het prinsbisdom Andorra aanbeland.
Het is zondag en er lopen ook nogal wat groepen
wandelaars rond en op de smalle paadjes moet er al wel eens voorrang verleend of gekregen worden maar meestal delen we het landschap enkel met de koeien en die gaan altijd uit de weg.
De weg is goed genoeg om
in het zadel te blijven, er moet niet te veel
te voet gegaan worden en we kunnen volop genieten van de
prachtige omgeving en het mooie weer.
Rond 18:00 stoppen we voor de eerste bivak aan het
meer van Montalus op 2400m. Het is warm en erg dorstig weer en drinkwater moet gehaald worden uit riviertjes. De Micropur pilletjes worden bovengehaald in de hoop dat ze nauwgezet zullen doen wat de bijsluiter zegt.
De zon schijnt nog en het is lekker als we het park maken voor de paarden en onze
tentjes opzetten, maar dat verandert al snel als ze achter de bergen verdwijnt. De verwarming wordt bruusk afgezet en de temperatuur duikelt omlaag.
Er wordt gekookt op 2 kleine butaanvuurtjes, en met de Velouté de champignons zullen geen culinaire prijzen gewonnen worden, maar honger maakt rauwe bonen zoet en alles gaat er vlot in.
Samen met de zon is de temperatuur ook beneden het gezellige gezakt en iedereen zoekt alras zijn tentje annex slaapzak op.
7:30, de lucht is blauw en de zon komt op maar ze
verwarmt ons plekje nog niet en het is frisjes maar de panorama’s zijn nu al
schitterend en met de snel opkomende zon veranderen ze dan nog eens van kleur van minuut tot minuut.
We hebben een zieke. Een van de dames deelnemers heeft draainissen, misselijkheid met braakneigingen, niet de ideale conditie om dit soort tochtjes te maken. Gelukkig zitten we nog niet te ver van de bewoonde wereld.
Grau Roig is een skistation in Andorra met wat hotels en daar kan een taxi opgetrommeld worden die haar naar Saurat en een dokter kan brengen. Het houdt natuurlijk wel in dat er een extra onbereden paard bij komt dat aan de longe moet meegevoerd worden.
Alle steile
afdalingen worden in principe te voet gemaakt, niet alleen is het belastend voor het paard, gevaar voor struikelen is niet denkbeeldig, maar ook als ruiter heb je kans over de nek van je paard te donderen als het steil naar beneden gaat.
Het lastigste zijn echter de onbereden collega’s die, verlost van de dwingende longe, je kan er maar eentje aan de teugel meevoeren te voet op een smal bergpad, zich plots in verlof wanen en overal naar toe wandelen waar het gras groener is. Je brult je hees en je trapt op je adem door steeds opnieuw achter die eigenzinnige knapen aan te gaan om ze in het gelid te krijgen.
Na de picknick, aan de parking voor een hotel waar we op de taxi wachten die onze zieke naar betere oorden zal brengen, gaat het weer snel bergop. Dit is een ski gebied, en wat mooi is in de winter, besneeuwde hellingen met de daarbij horende skiliften, is onvoorstelbaar lelijk wanneer de
bergweiden groen zijn.
We zitten wat achter op het schema, maar aangezien we alles bij hebben wat we nodig hebben wordt er iets vroeger dan gepland, gestopt om het
bivak op te slaan voor de nacht. ’t Is wel op een berghelling en je moet wat zoeken voor een
vlak plekje voor je tent, maar er is water, plaats voor een park voor de paarden, er staan bomen en er is hout voor een
vuurtje. Maar ook nu wordt er niet teveel nagekeuveld en trekt iedereen al snel naar zijn tent als de zon onder is en het eten binnengewerkt.
Het is 7:00 en nog donker, want de zon zit nog achter de berg en heeft dit
stukje aarde nog niet bereikt. We zitten hier op een goeie 2100m en de nacht was ferm koud. De rijmplekken aan de rand van het beekje aan mijn tent zijn er getuige van.
Rond 10:00 staat alles en iedereen, paarden, pakpaarden en ruiters, weer klaar voor het vertrek, is de zon over de berg geraakt en wordt het gelijk een flink pak graden warmer. We dalen af,
te voet, naar de vallei van het
riviertje Incles, en we zoeken onmiddellijk aan de overkant, terug hogere regionen tot boven de
boomgrens op.
Tijd voor onze picknick en een korte
rustpauze in het zicht van het meer
Cabana Sorda en dan gaat het weer verder. We volgen de bergkam, maar er is een haar in de boter want kaart en terrein zijn het niet langer met mekaar eens.
De zoektocht naar een pad dat er zou moeten zijn wordt opgegeven, we dalen terug af naar de vallei, botsen op een niet geplande verharde weg en moeten een kleine 8km asfalt vreten voor we aan de volgende
klimpartij van 800m kunnen beginnen, naar een pas op 2740m en daar beginnen we dan aan de derde en laatste
afdaling te voet voor vandaag, naar een kleine hut op 2200m te midden een zeer waterrijk gebied, en als ik mijn tentje opzet op een vlak stukje bij de hut ben ik behoorlijk moe. Er wordt spaghetti gemaakt en dat gaat er vlot in.
Om 7:00 loopt de wekker weer af om uiteindelijk weer rond 10:00 te vertrekken, en er is nog iemand die zich ziek meldt. De vergelijking met ”10 kleine negertjes” van Agatha Christie is niet ver weg. Deze zieke wordt achter gelaten aan een parking, waar ze zal opgepikt worden door de volgwagen, die, gelukkig voor vandaag en vanavond voorzien was voor de ravitaillering.
Bij de picknick zitten we weer vlotjes rond de 2500m en hebben we weer zo’n lekkere afdaling naar 1900m voor de boeg. De
volgwagen, inclusief zieke, wacht ons op aan een parking. Alle bagage wordt van de paarden in de 4x4 geladen, pakpaarden worden ontdaan van hun last want wij beginnen aan een ongelooflijk steil stukje klimwerk te paard over grote gladde rotsblokken. Je houdt het niet voor mogelijk.
Niet ver van de Port de Rat, onze bestemming voor vandaag, is een ski station, en een groot hotel, maar het pintje dat in het vooruitzicht werd gesteld, kunnen we op onze buik schrijven want alles is er potdicht.
We vinden de 4x4 terug aan de voet van de
Port du Rat, de pas die de grens met Frankrijk vormt, samen met een kudde paarden en een agressieve hengst die zich maar met moeite laat intimideren. De pas, goed voor een paar honderd meter omhoog, is voor morgen, en we kunnen ons nu al verheugen op het goede nieuws dat we die te voet zullen moeten op torren, want hij is te steil om te paard te doen.
Om 10:25 is het uur H. We beginnen aan de klim, een smal, steil pad gaat omhoog naar de pas. Gelukkig heeft onze eerste zieke zich terug present gemeld, en lopen er niet nog meer paarden los om de boel nog wat te verzieken. Een poging om er 2 aan mekaar vast te binden en de eerste aan de teugel mee te voeren, is niet altijd even succesvol.
We vorderen langzaam maar uiteindelijk zijn we er, de
Col du rat op 2539m, en terug in Frankrijk.
De afdaling is niet veel makkelijker, ook weer omdat de losse paarden zich niet altijd houden aan de afdaling discipline en om de haverklap links en rechts stoppen voor een hapje fris groen, of gewoon hun eigen weg willen proberen.
En er dreigt onweer. We hadden het al wat horen rommelen maar waren tot nu toe gespaard gebleven. Maar dat geluk blijft niet duren. Wat begint als een zacht regenbuitje ontaardt al snel in een soort zondvloed, waarbij Noach zou verbleken. Gedurende meer dan een uur krijgen we de volle laag.
Gelukkig moeten we vandaag geen tenten rechtzetten, want we slapen vanavond in een gite.
We picknicken laat als het eventjes ophoudt met regenen en arriveren in de late namiddag in
Mounicou een piepklein gehucht van enkele huizen waar nog 5 mensen permanent verblijven en waar de kleine gite uitgebaat wordt door een kranige, 88 jarige dame.
Tijd om een park te maken voor de paarden en dan kunnen we de schade van het onweer op onze waterdichte uitrusting nagaan. De waterdichte zak van mijn slaapzak heeft de test niet doorstaan. We kunnen gelukkig een vuurtje maken in de gite en natte spullen te drogen leggen.
Er is een douche, er is tijd voor een drankje, de maaltijd gaat er snel in en we gaan naar kooi.
7:00, het regent niet en de lucht ziet er nogal blauw uit. Alle spullen zijn niet droog, mijn slaapzak gelukkig wel en er is nog een afvaller. Deze dame wordt opgehaald door de vorige afvaller met haar auto. ”En toen waren er nog 6”, maar wel met 12 paarden. Iedere ruiter heeft nu een onbereden paard aan de longe en we klimmen uiteraard weer want we gaan richting
Etangs de Bassiés op 1650m. Heel mooie plek. We stoppen er trouwens ook om te
picknicken.
En dan gaat het terug fluks bergop naar het lastigste, lees gevaarlijkste, stukje van de trip dusver, de Port de Saleix 1794m. Een steile, uit de rotsen gehouwen, passage over de top, waar voor voetgangers enkele treden werd geplaatst vlak naast een even steile en diepe afgrond. Het plan van onze gids, om ieder paard een voor een, voorzichtig langs deze plek te loodsen, gaat onherroepelijk de mist in. Er zijn gewoon te weinig ruiters om alle paarden in bedwang te houden op een smal bergpad. Vijf stormen er mee, slippend en glijdend, met zijn eerste poging, langs de kant die hij veilig achtte, vijf stormen mee langs de kant die hij als uiterst gevaarlijk beschouwde, eentje komt er achteraan en veilig door, maar de laatste wordt gehinderd door zijn amazone die panikeert en het paard absoluut aan de teugel naar boven wil leiden. En dat lukt niet. Tot drie maal toe tuimelt het paard op de gladde rotswand terug. Uiteindelijk krijgt het vrije teugel en galoppeert zonder probleem omhoog en over de pas maar met behoorlijk wat schaafwonden en een amazone die zwaar overstuur is en in tranen.
Er is heel wat oplapwerk aan de orde voor we aan de
lange afdaling kunnen beginnen naar de plek van les Etangs de Lers, waar de 4x4 volgwagen ons opwacht met een reeds
opgezet kamp. De laatste Col van de dag, de
Col d’Agnes 1570m, doen we gemakshalve langs de baan.
We verlaten vandaag eventjes het hooggebergte en we zijn weer compleet, beide afvallers hebben zich terug present gemeld. De
pakpaarden zijn ontdaan van hun last voor vandaag, want vanavond logeren we in Serres in houten chalets en morgen is daar een rustdag voor ruiter en paard en al dat materiaal wordt met de 4x4 gebracht.
We rijden langs
bospistes en met dichte varens begroeide
heuvelruggen. Het zicht op de bergketen van de Pyreneeën en de Mont Valier is
geweldig. In tegenstelling met vorige dagen is de route makkelijk, en blijven we in het zadel. Het tempo is gezapig en bij de picknick kan er zelfs een siësta af.
Langs Cominac met z’n huisjes en schuren met
puntgevels arriveren we rond 18:00 op onze bestemming Bivouac de Serres, waar we in een soort van
blokhutten worden onder gebracht.
Rustdag. Tijd om een paar spulletjes uit te wassen en te laten drogen in de zon. 2 dames hebben besloten toch maar niet verder te trekken. Transport wordt georganiseerd om het gekwetste paard af te voeren, en we doen het ook met een pakpaard minder. Uiteindelijk zullen we met 6 ruiters en 9 paarden verder trekken. Maar vandaag is het dolce far niente. Lekker eten en genieten in het zonnetje.
De vakantie is voorbij, om 9:15 staan we klaar. Vanavond hebben nog een keer rendez-vous met de volgwagen, de laatste keer gedurende deze trip. Er is onweer voorspeld voor de komende dagen maar voorlopig schijnt de zon, en is het weer perfect. We trekken op langs de dorpjes Oust en Seix, langs de boorden van het riviertje de Salat en verder langs de oevers van de
Estours in de gelijknamige vallei, en daar gaat het terug geleidelijk bergop. Na de waterval van Arcousan gaat het heel snel steil omhoog langs een pad dat in
zig zag langs de bergflank naar het meer van Aréau op 1900m voert. Onze bivakplaats ligt nog wat hoger en dichter bij de pas, Port d’Aula op 2200m die de grens met Spanje vormt. We hebben een slordige 1700m hoogteverschil achter de rug en het leuke is dat we dat allemaal te paard hebben kunnen doen.
De 4x4 wacht op ons in een
komvormige dal. Plaats genoeg voor een park voor de paarden en onze tentjes en een gezellige avond, maar om 21:00 is het donker en koud en kruipt iedereen in zijn tent.
Gedurende de nacht hebben we een daverend klank- en lichtspel gehad, ondersteund door een stormachtige wind en begeleid door hectoliters water. Het onweer, voorspeld voor de komende dagen, was een beetje vroeger op de afspraak. Om 7:00 is het droog, maar staat er nog altijd een wind die je uit je sokken blaast. Wij zitten boven het wolkendek die de ganse vallei bedekt als een dikke schapenvacht. Tenten opbreken gebeurt met de nodige omzichtigheid en voldoende mankracht om te beletten dat ze naar sint-juttemis geblazen worden.
Rond 11:00 staan we klaar voor het vertrek. De twee pakpaarden zijn zwaar beladen met alles wat we de volgende vier dagen nodig zullen hebben. De pas is niet ver, we zijn er quasi direct, en dan beginnen we de lange, steile afdaling te voet tot aan de Noguera Pallaresa rivier 600m lager.
De hoop dat we het slechte weer in Frankrijk zouden achterlaten is ijdel gebleken. De Spaanse zon laat het afweten. ’t Is eigenlijk best vervelend, want als ze al eens door de wolken komt piepen is het snel te warm, en een ogenblik later begint het weer te regenen.
We gaan voorbij de Gite van Montgarri, Dominique wil verder bivakkeren in een vallei die er haaks op staat, de vallei van de Horcalh maar het is weer hevig beginnen regenen, mijn regenjas heeft een fikse winkelhaak op de rug, met dank aan een laaghangende tak, en als we aan de geplande bivakplaats komen delen we die met een honderdtal koeien die daar loeiend en bellend rondhangen. Dat is teveel zelfs voor de onverstoorbare Dominique en we blazen de aftocht terug richting Montgarri. We vinden er een
beschut plaatsje vlak naast de rivier en onder de bomen, perfect voor een bivak, voor een
park en voor de tenten.
We gaan dezelfde weg terug die we gisteren ook al volgden. De koeien zijn verdwenen, opgehaald door de herders en we zien op het einde van de vallei, de
Col de Montaliu op 2400m, waar we over moeten, van hier uit een hoogteverschil van 700m.
Er zijn tegenliggers. Nog een
kudde koeien die van de bergweiden door hun begeleiders naar beneden worden gebracht.
Het laatste stuk naar de Col, is steil,
te steil om het in het zadel te doen en als er al ooit een pad was, is dat volledig overgroeid met gras, en dat gras is glad en glibberig. Daarbij zien de loslopende paarden niet in waarom ze absoluut naar boven moeten, het gras is beneden even goed. Er wordt wat afgebruld om ze zover te krijgen, maar uiteindelijk staat iedereen op de Col en van zodra de ademhaling wat op peil is, bewonderen we het
panorama aan de ander kant. Heel mooi.
En dan beginnen we weer met de
traditionele afdaling. Ooit, in de 19e eeuw werd hier aan mijnbouw gedaan, en in de verte zie je soms nog zo’n oude mijningang. We dalen af, langs het
lac de Montaliu. Het is al laat als we stoppen voor onze
picknick lunch, en omdat de plek er goed uitziet, maken we er gelijk onze bivakplaats van. Er staat een
fikse wind en het is, ondanks de zon, niet echt warm.
Park maken, paarden voederen, tenten rechtzetten en een
verkenningsteam gaat eens kijken hoe het gesteld is met een mogelijk alternatief voor morgen. Na een uurtje zijn ze terug en wordt het alternatief afgevoerd als ondoenbaar met pakpaarden.
Het begint terug te regenen als het
“diner” op het vuur staat en het
dekzeil, dat gebruikt wordt om zadels, zadeldekens en ander tuig voor de regen te beschutten, wordt wat aangepast om ook de ruiters enige suggestie van comfort te geven. Heel origineel.
Het heeft de ganse nacht gegoten, en onze ergste nachtmerrie wordt bewaarheid, het giet ’s morgens nog altijd en er staat een nijdige wind die het extra gezellig maakt. Rondom zien de bergtoppen wit. Het heeft daar verdorie nog gesneeuwd ook. Ontbijt bestaat uit enkele snel afgesneden hompen brood, en we maken ons klaar.
Er zijn hopen leukere dingen in het leven dan kletsnatte tenten afbreken en oprollen, paarden en pakpaarden een voor een en in teamverband optuigen, al het materiaal zo goed en zo kwaad als het kan inpakken met koude, verkleumde en gevoelloze vingers terwijl de regenvlagen in golven over je heen worden gezwiept en het wordt niet leuker ook niet als je het achteraf in de gezellige huiskamer vertelt.
Maar om 10:20 staan we allemaal gereed, een lange bergpiste voert naar het
dal, en dan onmiddellijk terug bergopwaarts. Ook dat is een brede bergpiste, lang, kronkelend en een beetje saai die helemaal over de pas gaat en uiteindelijk overgaat in een verharde weg. Het blijft
winderig en regenachtig. We stoppen voor een snelle hap rond 14:30 want we hebben nog een hele trip voor de boeg. Een kleine drie uur later, hebben we gevonden wat we zochten, een
open plek waar we een park kunnen maken voor de paarden en onze tentjes kunnen rechtzetten. We zijn uiteindelijk niet ver van het dorpje
Vilamós. Het was een lange dag, maar we hebben vandaag alles te paard afgehaspeld.
7:30
blauwe lucht en een mooi zicht op de bergketen van
3000-ders met de eeuwige sneeuw voor ons. ’t Is na 10:00 als we te voet
vertrekken en de zon geeft al flink wat warmte. We dalen af naar het dorpje Vilamós, vangen daar weer bot om iets te drinken, en beginnen dan maar weer aan onze klim naar 2200m de pas die de grens met Frankrijk maakt, een stijging van ongeveer 1000m. Het is een slingerende
bospiste die we blijven volgen. We stoppen voor een korte picknick en gaan snel verder.
Er zijn wespen en die zijn een pest, ze zitten in gaten onder de grond op de paden, worden gestoord door de eerste paarden die er over stappen en werken hun woede uit op de laatste die achterkomen en niet alleen paarden, ook de ruiters krijgen er van langs.
De veelbelovende bospiste die naar de pas scheen te gaan, stopt abrupt op 1700m. Het laatste stuk naar de vermoedelijke pas is nog maar eens steile
ontoegankelijk uitziende helling. Er wordt wat aangemodderd om een of ander pad te vinden, maar als dat op niks uitdraait wordt de koe maar bij de horens en de helling op goed geluk genomen voor een deel te paard en het laatste stuk te voet. Boven, aan de grenspalen, hebben we een geweldig panorama, achter ons Spanje en voor ons Frankrijk.
De
afdaling is er weer eentje voor de boekjes. Geen pad, heel steil, gras, glad. En om te beletten dat de paarden boven blijven staan om te grazen moeten ze aan de teugel meegenomen worden. Een paard is geen probleem, maar twee paarden in een steile afdaling gelijke tred laten houden is geen sinecure.
Eigenlijk is dit het eindpunt van de trip, Hospice de France op 1385m, morgen hebben we nog een paar kilometers te doen naar de plaats waar de camion voor de paarden ons opwacht. We maken een groot park voor de paarden en genieten dan, samen met de
paarden, van een welverdiende rustpauze voor we de laatste keer onze tenten opzetten.
Alle paarden worden nog eens opgetuigd en langs een makkelijke bergpiste arriveren we voor de picknick aan de parking waar ons transport klaar staat om paarden en ruiters terug te brengen naar Saurat.
Geweldige tocht in al zijn aspecten, terrein, panorama’s, moeilijkheid, emotie, inspanning.